De legende van Annaatje
In de Korte Speelmansstraat woonde Annaatje, een weesmeisje, met haar pleegmoeder Colette. De moeder had enkele kippendieven verklikt en daarop wilden de dieven zich wreken. Toen Annaatje op een koude winteravond het huis verliet voor een boodschap werd ze brutaal overvallen. Ze werd in een diepe waterput gegooid. Omdat Annaatje maar niet terugkeerde naar huis ging Colette haar zoeken. Bij de waterput vond Colette de muts van Annaatje. Ze begreep meteen wat er gebeurd was. Kruipend baande de pleegmoeder zich een weg door de sneeuw naar de O-L-Vrouwekerk op de Potterielei. Ze smeekte het beeldje van Onze Lieve Vrouw om Annaatje te redden.
Toen Colette opnieuw thuis kwam, vloog Annaatje haar om de hals. Omstaanders bij de waterput hadden met ladders en touwen het kleine meisje uit de put geholpen. Ze was dus niet verdronken omdat het water in de put bevroren was. Het was wel winter maar zó hard had het nochtans niet gevroren. Daarom dacht men dat hier een mirakel had plaatsgevonden. Uit dankbaarheid voor de redding richten de mensen uit de buurt een calvarie op. Het is deze calvarie die je kan zien op de hoek van de Korte Speelmanstraat met de Carmerstraat. Annaatje richt er zich tot Onze Lieve Vrouw.